Ons onderzoek begon door onze keuzestage op het doortrekkersterrein in Gent. Heel vlug werd het ons duidelijk dat er geen enkel registratie- en/of opvolgingssysteem bestond voor deze kinderen. Na een periode van intense, individuele begeleiding en onderdompeling in het klasgebeuren moesten de kinderen na drie weken doorreizen naar een ander terrein. Op de andere doortrekkersterreinen is er helaas geen onderwijs voorzien om de kinderen verder te laten evolueren in hun ontwikkeling.
Als dezelfde kinderen na enige tijd terugkwamen naar het doortrekkersterrein in Gent, waren de leerkrachten genoodzaakt om weer vanaf nul te beginnen. Er was geen opvolgingssysteem beschikbaar waarmee men kon zien op welk niveau de kinderen zich ondertussen bevonden.
Foto | Doortrekkerskinderen kiezen uit de kast een spelletje of een prentenboek
Zo kwamen wij tot de conclusie dat er een grote nood was aan een degelijk opvolgingssysteem. Het was meteen de start van ons onderzoek en van de uitwerking van een digitaal opvolgingssysteem. Ons onderzoek was toegespitst op wat een degelijk kindvolgsysteem moest inhouden, waarbij wij specifiek onderzocht hebben wat bij deze groep kinderen van belang was.
We hebben eerst een verkennend onderzoek gedaan. We hebben verschillende kindvolgsystemen bekeken en vergeleken, om zo te zien welk systeem het meest toepasselijk is voor deze doortrekkerskinderen. We hebben rekening gehouden met het feit dat ze maar een maximum van een drietal weken mogen verblijven op het terrein en dat ze gemiddeld drie tot vier keer per jaar terugkeren.
Ze vonden het goed dat we ons gebaseerd hebben op de acht meervoudige intelligenties van Howard Gardner, met de focus op het welbevinden en de betrokkenheid. Zij vonden het ook interessant dat er een foto van elk kind kon worden geüpload. Door deze degelijke opvolging is er continuïteit in het onderwijsaanbod waardoor de doorstroom naar het reguliere onderwijs meer kans op slagen maakt.
Inge Van Parys en Stephanie Roegiest
Arteveldehogeschool | Bachelor in het onderwijs: kleuteronderwijs
leerinhouden koppelen aan sterke intelligentie, dat wil zeggen dat kleuters inhouden en begrippen kunnen verwerven volgens hun meest dominante intelligentie. Hierdoor hebben kinderen succeservaring, en gaan ze vlugger en plezierig ‘leren’; men doet namelijk beroep op de sterke kanten van kinderen waardoor ze ook zelfvertrouwen opbouwen.
Bijvoorbeeld: samenknap koppelen aan natuurknap
→ een ontdekdoos met magneten.
2. STRETCHEN
ook de minder sterke intelligenties proberen ontwikkelen zodat kinderen op zoveel mogelijk manieren ontplooien. Dit wordt mogelijk door het koppelen van minder sterke intelligenties aan inhouden en werkvormen die kinderen wél boeien.
Bijvoorbeeld: muziekknap koppelen aan beweegknap → dansen op muziek, ritmiek met linten.
3. VIEREN
Kinderen kans geven patronen van intelligenties te ontdekken en te waarderen bij zichzelf en anderen. Hierdoor ontstaat meer begrip voor elkaar en wordt het zelfreflecterend vermogen van het kind ontwikkeld waardoor hopelijk betere (studie)keuzes gemaakt worden.
Bijvoorbeeld: via een talentenboom terugblikgesprekken voeren met de kinderen over wat ze leuk vonden, wat ze graag deden.